Ferrari-motor in een oude Fiat: wat elke hardloper kan leren van Tom Dumoulin
ANP

Wie gisteren op televisie naar de Amsterdam Marathon keek, zag in de uitzending vooral aandacht voor de kop van de wedstrijd. Af en toe dwaalde het commentaar af naar een opvallende verschijning in de kopgroep bij de dames. Daar liep oud-wielrenner Tom Dumoulin. Hij finishte uiteindelijk in een tijd van 2.29.21. Een weergaloze tijd die maar voor weinigen is weggelegd. Toch kunnen veel beginnende lopers iets leren van deze bijzondere prestatie.
Dumoulin moet lossen
Dat Dumoulin aardig kan lopen zagen we al eerder. Zo liep hij al eens 32.28 op een 10 kilometer in Maastricht, vorig jaar liep hij al een tijd van 1 uur 10 op de halve in Amsterdam en dit jaar scherpte hij zijn persoonlijk record aan naar 1.08.45 bij de Egmond Halve Marathon. Toch viel zijn eerste marathon erg zwaar. Hij ging voortvarend van start en sloot aan bij het groepje met de eerste dames dat liep op een schema voor 2.16-2.18. Hij kwam halverwege door in een tijd van 1.09.09, maar niet lang daarna gebeurde iets wat tijdens zijn actieve wielercarrière niet vaak voorkwam - hij moest lossen.
‘Het is zo’n belasting die ik niet gewend ben’
De voormalig wereldkampioen tijdrijden laat tegenover de camera blijken dat hij precies weet hoe laat het is. ‘Het doet nu al pijn, een beetje te vroeg.’ Hij lacht naar de camera en gebaart naar zijn borstkas ‘Ademen en praten gaat nog wel, maar die benen joh. Ik blijf lekker fietsen,’ voegt hij er gekscherend aan toe. Dat zijn de laatste beelden die we van de grootste Nederlandse wielrenner van zijn generatie zien tijdens de marathon - tot hij na bijna twee-en-een-half uur over de finish komt in het Olympisch Stadion. 'De tweede helft was echt ellende. Alles begon te piepen en te kraken. Het is zo'n belasting die ik niet gewend ben,' vertelt hij na afloop. Naar eigen zeggen had hij drie keer kramp en dat zie je ook terug in zijn tussentijden. ‘De eerste helft ging in 1:09 en de tweede in 1:20. Dat is denk ik het grootste verval van iedereen. Zo zie je maar: ik krijg die kilometers nog niet goed verwerkt bij het hardlopen’
© MyLapsJe ziet dat het tempo vanaf 25 km terugvalt
Het verschil tussen een wielerlijf en een looplijf
Dat Dumoulin de kilometers niet verwerkt krijgt heeft alles te maken met aanpassing aan het hardlopen. Het is namelijk bijna dezelfde beweging, maar een heel andere belasting. Bij wielrennen maak je een vloeiende, gecontroleerde trapbeweging. Hardlopen daarentegen is één grote reeks klappen: elke landing is drie keer je lichaamsgewicht en dat moeten je botten, pezen en gewrichten opvangen. En precies daar zit het verschil tussen een wielrenlijf en een looplijf. Een looplijf is berekend op die belasting en kan die klappen aan, terwijl wielrenners nauwelijks zulke klappen te verduren krijgen. Zo hebben wielrenners bijvoorbeeld een veel lagere botdichtheid, blijkt uit een studie van de HAN.
Ferrari-motor in een Fiat Punto
Drie weken geleden postte Dumoulin nog op zijn Instagram over de moeilijkheden die komen kijken bij de overstap van wielrennen naar hardlopen. Zo liep hij onder andere tegen een voetblessure aan. ‘Mijn hart-longsysteem roept “Let’s go! We kunnen makkelijk onder de 2.15, geen probleem!” En mijn spieren, pezen en botten schreeuwen “Alsjeblieft niet! We kunnen niet eens een marathon onder de 4 uur aan.”’
Dumoulin verwoordde het al eens treffender in een interview: ‘Ik heb de motor van een Ferrari, maar hij ligt in de carrosserie van een Fiat Punto.’
‘Balanceren op een koord’
Het is een bekend probleem waar veel beginnende hardlopers van alle niveaus tegenaan lopen. Zeker wanneer je uit een andere sport komt en conditioneel dus meer aankan dan je lijf kan verdragen. Dat zit zo:
Wanneer je traint, past je lichaam zich aan. Spieren doen dat relatief snel, omdat ze goed doorbloed zijn: na een paar weken herstel en supercompensatie merk je al vooruitgang. Maar bij botten en pezen is dat een ander verhaal. Die hebben een veel mindere doorbloeding, waardoor de aanpassing maanden en soms jaren duurt. Dit is ook waarom looptrainers van de oude stempel zeggen dat je minimaal 7 jaar loopervaring nodig hebt om aan de marathon te beginnen. Dat klinkt misschien wat overdreven, maar het laat wel zien dat aanpassing tijd nodig heeft. Wie te snel te veel wil, raakt vroeg of laat geblesseerd. Of zoals Dumoulin het zelf omschreef: ‘Je moet genoeg kilometers maken voor een snelle marathon, maar tegelijk het lijf blessurevrij houden. Het is balanceren op een koord.’
Zo loop je over dat koord
- Loop minimaal drie keer per week. Zo krijgen je pezen en botten regelmatige prikkels om sterker te worden, zonder dat ze overbelast raken.
- Verhoog je volume langzaam. Hanteer de 10%-regel: voeg per week hooguit 10 procent toe aan je totale kilometers.
- Plan rustweken in. Minder doen is soms beter: tijdens rust past je lichaam zich juist aan.
- Luister naar signalen. Vermoeidheid, stijve voeten of kleine pijntjes? Gas terugnemen voorkomt dat je maanden uit de roulatie bent.
Het is niet ingewikkeld, maar het vergt discipline: consistent trainen, geduldig blijven en je ego in toom houden; iets wat je een topsporter als Tom Dumoulin natuurlijk niet hoeft uit te leggen - daarom lukt het hem ook om de beste tijd ooit van een oud-profwielrenner neer te zetten. Want alleen zo verander je die Fiat Punto langzaam in een Ferrari.
Volg je Runner's World al op Instagram, TikTok, Strava en Facebook?




