Snelheid of duur: welk type loper ben jij?
© Getty Images

De een komt pas lekker op gang als de kilometers beginnen te tellen, de ander vliegt weg bij het startschot en hoopt dat het na kilometer drie al bijna voorbij is. Herkenbaar? Dan is de kans groot dat je ofwel een echte diesel bent, of juist een sprinter in duurlopersverpakking.
Maar hoe komt dat verschil eigenlijk? En belangrijker nog: hoe ontdek je wat voor type loper jíj bent?
Wat maakt de ene loper een diesel en de ander een sprinter?
Het antwoord zit diep in je spieren – letterlijk. Iedere loper heeft een unieke mix van twee soorten spiervezels: snelle (fast-twitch) en langzame (slow-twitch) vezels.
- Langzame spiervezels (type I) zijn gemaakt voor uithoudingsvermogen. Ze gebruiken zuurstof efficiënt en raken minder snel vermoeid. Lopers met veel van deze vezels voelen zich vaak op hun best bij langere, rustige afstanden.
- Snelle spiervezels (type II) leveren meer kracht en snelheid, maar raken ook sneller uitgeput. Ze zijn ideaal voor korte, explosieve inspanningen zoals een 5 km, intervaltraining of sprint.
De verhouding tussen die vezels is deels genetisch bepaald. Je wordt dus niet zomaar een marathonloper als je lichaam meer snelle spiervezels heeft, al kun je met training wel invloed uitoefenen op hoe efficiënt die vezels samenwerken.
Hoe ontdek je wat voor type loper je bent?
Je hebt geen laboratoriumtest nodig om daarachter te komen. Vaak vertelt je lichaam het je zelf al.
- Herken jij je in dit? Je hebt tijd nodig om op gang te komen, vindt lange duurlopen heerlijk, en kunt een stabiel tempo lang vasthouden. Dan ben je waarschijnlijk meer een duurtype.
- Of meer hierin? Je loopt het liefst korte afstanden, geniet van snelheid en power, maar bent na een paar kilometer wel ‘op’. Dan ben je eerder een snelheidstype.
Je kunt het ook testen tijdens trainingen:
- Kijk hoe je reageert op intervaltrainingen: geniet je van de korte blokjes, of zie je ze als noodzakelijk kwaad?
- En hoe is je herstel na een tempoloop? Duurlopers herstellen vaak sneller van lange, rustige trainingen; sprinters juist van kort, intens werk.
Wil je het echt weten? Er bestaan zelfs sportspecifieke tests bij sportartsen of inspanningsfysiologen waarbij ze de verhouding van spiervezelactiviteit kunnen meten. Maar eerlijk is eerlijk, voor de meeste lopers is dat wat overdreven. Je gevoel zegt vaak al genoeg.
Waarom is het handig om te weten wat voor type je bent?
Weten wat voor type loper je bent kan je helpen om slimmer te trainen. Een loper met meer aanleg voor snelheid hoeft geen ultraloper te worden, en een duurloper hoeft zichzelf niet te dwingen elke week sprintjes te trekken.
- Voor duurlopers:
Jouw kracht zit in het volhouden. Train op uithoudingsvermogen, maar vergeet niet om af en toe wat snelheid te prikkelen. Korte tempoblokjes of heuveltraining helpen je efficiënter te worden. - Voor snelheidslopers:
Jij floreert bij intensieve trainingen. Maar als je verder wilt komen op langere afstanden, bouw dan rustig duur in. Langzaam leren lopen is óók een kunst.
Kortom: weet waar je goed in bent, speel met je sterke kanten, maar train je zwakke punten zonder te forceren.
En als je niet wilt kiezen?
Geen probleem. Je hóeft geen duurloper of sprinter te zijn. Veel lopers hebben een mix van beide spiervezeltypes, en dat is juist ideaal: het maakt je flexibel. Je kunt prima genieten van zowel een 5 km als een halve marathon, zolang je maar traint op een manier die bij je past.
Misschien loop je in de winter graag lange, rustige duurlopen en werk je in de lente aan je snelheid. Of misschien kies je gewoon elke week waar je zin in hebt. Uiteindelijk draait het om plezier in het lopen, niet om labels.
Volg je Runner's World al op Instagram, TikTok, Strava en Facebook?




