Zomerverhaal

Een trailrunning walhalla op de zuidkant van Val Ferret

Update: 30 juni om 11:05

In het hart van de Alpen scherpt onze Britse Runner's World-collega Joe Mackie zijn trailtechniek aan én proeft hij het beste dat de UTMB te bieden heeft. Een zomerverhaal in vijf delen. Dit is deel 3.

Lea Kurth

Lea Kurth

Maandag las je in het begin van Joe Mackies verhaal over zijn ervaringen tijdens een trailrunning-clinic van Arc'teryx Alpine Academy. Joe spreekt van de 'mooiste trailrun-ervaring van zijn leven'. Dit is het derde deel van dit fijne zomerverhaal:

...na een klim van ruim 600 hoogtemeters over zo’n 3 kilometer pauzeren we bij Rifugio Bertone ('rifugio' is Italiaans voor 'berghut') op 1985 meter hoogte – om letterlijk op adem te komen én figuurlijk opnieuw onze adem te verliezen door het uitzicht dat we hebben verdiend. Gezicht wordt afgespoeld, bidons gevuld bij een buitenkraan die we delen met vroeg vertrokken wandelaars. En dan begint het echte plezier.

We volgen het golvende, achtbaanachtige pad langs de zuidhelling van Val Ferret – het voelt alsof we in een soort trailrunning-walhalla zijn beland. De harde aarde onder onze voeten geeft nét genoeg mee om onze landing te dempen, en het pad is vrij genoeg van stenen en boomwortels om ons sneller, vloeiender te laten lopen.

De constante afwisseling van stijgen en dalen vraagt om schakelen, maar het uitzicht blijft onverminderd spectaculair. De granieten pieken van de Grandes Jorasses en de Dent du Géant lijken met ons mee te bewegen aan de overkant van de vallei, terwijl Mont Dolent – precies op de grens van Italië, Frankrijk en Zwitserland – hoog voor ons oprijst. Het is moeilijk om niet in clichés te vervallen: met sneeuw bedekte toppen die schitteren in de zon, een weelderig groene vallei beneden ons, een gletsjerblauwe rivier die zich er doorheen snijdt, versierd met witte schuimkoppen. Het is óók moeilijk om je ogen op het pad te houden in plaats van op al dat moois – iets wat ik bijna moet bekopen als mijn voet een steen raakt die ik over het hoofd had gezien.

Waarschuwing begrepen. Ik richt mijn blik weer op de trail voor me – niet alleen om rechtop te blijven, maar ook om oog te krijgen voor de kleinere wonderen: wilde bloemen die in een caleidoscoop van kleuren over de hellingen verspreid liggen. De eerste persoon van wie bekend is dat hij te voet een ronde om het Mont Blanc-massief maakte – de Zwitserse geoloog en natuurkundige Horace-Bénédict de Saussure – volgde een vroege versie van de Tour du Mont Blanc en verzamelde onderweg plantensoorten. Hij moet zijn notitieboekjes behoorlijk vol hebben gekregen.

Tijdens een tussenstop bij een volgende rifugio praat ik met Daniel over het plezier van de dag tot nu toe – en over de uitdagingen van trainen voor het berglopen als je, net als wij, in een vlakke stad woont: hij in Hamburg, ik in Londen. Fred Mathieu, onze tweede gids, voegt zich bij ons. Hij bleef tot nu toe achteraan de groep om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft. Fred is de belichaming van de bergmens: ruig en rustig tegelijk. Hij zegt weinig, maar weet met een blik of een schouderophaal meer over te brengen dan je in een taalgids kwijt kunt.

Al snel zijn we weer onderweg, in een enkel spoor slingerend over het pad dat zich aanpast aan de glooiingen van de berg, met beneden ons links de vallei en daarachter het massief van de Mont Blanc. Het smeltwater van de sneeuw voedt talloze beekjes die het pad kruisen – sommige kun je in één sprong nemen, bij andere is het een kwestie van balancerend oversteken via stenen. Na één van de grotere beekjes stap voor stap overgestoken te zijn, pauzeren we kort om wat te eten en te drinken. De stilte wordt enkel doorbroken door het getinkel van koeienbellen en loom geloei vanaf de alpenweiden waar het vee de zomer doorbrengt.

Volg je Runner's World al op InstagramTikTokStrava en Facebook