Gaat Ronéll net als haar moeder Nelli Cooman de top bereiken?

We gingen met moeder en dochter in gesprek.

© Bastiaan Heus - ANP

RUN00003382_preview.jpg

Elke training die Ronéll Rosier op de atletiekbaan afwerkt met trainer Henk Kraaijenhof begint met een ritueeltje. Nog voordat de atlete de kans heeft gekregen om haar startblok op z’n plek te leggen, is het eerst tijd voor een korte wandeling met haar trainer over het tartan. Tijdens het ommetje over de baan geldt de ongeschreven regel dat overal over gesproken kan worden, behalve over het loopwerk dat aansluitend echt zal beginnen.

Net als vroeger

Op deze zonnige middag in Zierikzee is het niet anders, zo ziet Nelli Cooman als ze vanaf de rand van de baan de wandeling van haar dochter en haar voormalige coach volgt. Het is een bijzonder gezicht. In de binnenbaan de atlete van twintig jaar en 1.70 meter, het zwarte haar strak in een staart gebonden. Naast haar, in baan twee, de trainer van 64 jaar en 1.96 meter met het piekerige grijze kapsel. Hun woorden verwaaien in de wind. Er is niet veel inlevingsvermogen nodig om te zien hoe deze middag op de baan het verleden herleeft. Nelli, 56 inmiddels, glimlacht. Ze kan dergelijke gesprekjes met Henk Kraaijenhof inmiddels dromen, want in de ruim tien jaar dat ze zelf als sprintster met hem samenwerkte ging het er bij trainingen precies hetzelfde aan toe. Het babbeltje op de baan was voor de trainer de perfecte gelegenheid om het gemoed van de atlete te peilen en indien nodig op basis daarvan het trainingsprogramma aan te passen.

Nelli's band met Henk Kraaijenhof

Al vanaf 1981 hebben Nelli Cooman en Henk Kraaijenhof een onbreekbare band. De trainer leidde de sprintster naar de wereldtop, wat onder meer resulteerde in twee wereldtitels en een wereldrecord op de zestig meter. Ze had een mooie carrière, maar nam desondanks in 1995 verbitterd afscheid van de sport. ‘Ik voelde me niet thuis in sommige delen van de Nederlandse atletiek,’ zegt Nelli een paar uur voor de training van Ronéll in de woonkeuken van haar huis in het Zeeuwse Nieuwerkerk. Haar dochter zit naast haar. Tegenover hen aan het aanrecht zit Henk te werken achter zijn laptop, af en toe breekt hij in tijdens het gesprek. Nelli: ‘Ik vond Nederland in veel opzichten kleindenkend, dat botste met hoe ik zelf ben. Als ik in het buitenland was met Henk hadden we de grootste lol, maar zodra we in Nederland waren, moesten we ons weer aanpassen. Er werd niet met ons meegedacht, we moesten in het stramien lopen en alles zelf regelen. Ik was de eerste Nederlandse atlete die fulltime atletiek ging bedrijven. Ik denk dat de Atletiekunie niet wist hoe ze daarmee moesten omgaan, ze konden die stap nog niet maken. Ze hadden geen vertrouwen in me en vonden me lui.’

Karate

Hoewel er deze middag veel mooie herinneringen op tafel komen, overheerst vooral een gevoel van stress als ze terugdenkt aan haar atletiekcarrière. Juist om die reden wilde Nelli niet dat haar dochter ook zou gaan sprinten. Ze wilde haar beschermen en maakte de afspraak dat Ronéll, die in 2000 werd geboren en de achternaam van haar vader draagt, tot haar zestiende niet aan atletiek zou doen. ‘Maar zodra iets verboden wordt, wil je het juist een keer proberen,’ zegt Ronéll glimlachend. Ze deed in haar jeugd onder meer aan karate, tennis, paardrijden en zwemmen, maar toen ze zeventien was, vertelde ze haar moeder dat ze toch een keer naar ‘ome Henk’ wilde, om uit te zoeken of ze over dezelfde sprintersgenen beschikte.

Nelli stemde toe en ging mee toen Ronéll uitgebreid werd getest, tot aan haar DNA aan toe. Ronéll zelf herinnert zich nu nog exact het moment waarop Henk op zijn kantoor de uitslagen bekendmaakte. Hij keek daarbij haar moeder aan en zei alleen maar: ‘De resultaten zijn nog beter dan die van jou.’ Ronéll kon haar oren niet geloven en schiet nu weer in de lach als ze terugdenkt aan dat moment. ‘Toen al bedacht ik: als ik hier niets mee ga doen, ga ik daar de rest van mijn leven spijt van hebben.’

Niet zomaar met atletiek beginnen

Ronéll mocht van haar moeder alsnog met atletiek beginnen, op één voorwaarde. Ze móést met Henk gaan samenwerken, vooral omdat Nelli zelf onder hem geen dag in haar carrière geblesseerd was. Dat had alles te maken met de opbouw van haar trainingen. Heel bewust koos de trainer voor presteren op de lange termijn, in plaats van kortstondig pieken. Eenzelfde traject heeft hij nu voor Ronéll voor ogen. ‘Wanneer je als sprinter veel aan krachttraining doet, ga je in korte tijd snel vooruit,’ weet Ronéll. ‘Maar áls er dan iets gebeurt, kun je ook heel snel weer naar beneden vallen. Het gaat er uiteindelijk niet om dat je zo snel mogelijk aan de top komt, maar dat je zo lang mogelijk aan de top kunt blijven. Je ziet vaak dat atleten een top van twee jaar hebben en dan weer wegzakken, terwijl mama zes keer Europees kampioen is geworden. Dan heb je je top dus echt uitgesmeerd. Dat is voor mij ook het doel.’

Een nieuwe project na jaren

Voor Henk betekende het dat hij voor het eerst in veertien jaar weer eens intensief ging samenwerken met een atlete, dit keer op vrijwillige basis. Voor hem is de samenwerking met Ronéll in zekere zin een experiment, hij is nieuwsgierig hoe ver ze kan reiken. Het klikte al gauw tussen de twee, zo zag Nelli, zoals het ook tussen haarzelf en de trainer had geklikt. Ze merkte het voor het eerst echt toen ze eens samen met ma Kraaijenhof, de moeder van Henk, op de tribune zat in Hengelo. Henk en Ronéll liepen daar samen op de baan en Henks moeder zei opeens: ‘Ik heb een déjà vu’. Nelli keek eens goed naar haar dochter en zag hetzelfde.

Inmiddels vormen Nelli, Ronéll en Henk samen een bijzondere drie-eenheid, zo is ook deze middag thuis bij Nelli in Nieuwerkerk te merken. Het respect van moeder en dochter voor de trainer is immens. Ze varen blind op zijn kennis en kunde, Ronéll spreekt hem steevast met ‘u’ aan. Tegelijkertijd kunnen moeder en dochter ook gieren van het lachen om zijn verstrooidheid en zijn ze niet bang om eens een steekje onder water uit te delen. Een typisch gesprek aan de keukentafel:

Ronéll: ‘Henk kan niet rijden.’

Nelli: ‘Nee, Henk kan echt niet rijden.’

Henk, gespeeld verbaasd: ‘En dat zeggen ze met een stalen gezicht... Ik vroeg Ronéll ooit welk cijfer ze gaf voor mij als chauffeur. Een drie, zei ze. Terwijl ik keurig binnen de lijntjes blijf, ik bots niet, ik trap niet plotseling op de rem.’

Henk Kraaijenhof: een andere aanpak

Als Nelli even later schaterend een herinnering ophaalt aan een wedstrijd in Madrid waar haar trainer eens pontificaal met zijn hoofd in het prikkeldraad liep, vertelt Ronéll het verhaal over een reis naar Zwitserland waarbij Henk de tas met al zijn belangrijke spullen per ongeluk had achtergelaten op het vliegveld en er zelfs tijdens het terugzoeken drie keer zomaar voorbij liep. Nelli, bijna in tranen van het lachen: ‘Zulke dingen gebeuren alleen met Henk.

Zijn werkwijze met Ronéll is in grote lijnen vergelijkbaar met zijn aanpak bij Nelli, al bleef hij zich ook in de veertien jaar dat hij geen atleten trainde steeds verder ontwikkelen. ‘Hij las ook in die periode waarschijnlijk dertig artikelen per dag,’ zegt Ronéll. ‘Henk was met mama al een pionier, die dingen gebruikte zoals biofeedback, waar de Nederlandse bond nog niet van had gehoord. Nu is hij nog steeds telkens bezig met nieuwe dingen. Henk liet me bijvoorbeeld trainen met een antiterreureenheid, puur om me mentaal sterk te maken. Ik heb met die jongens personal training gedaan, free climbing en een simulatie waarbij er van alle kanten schietende mensen op je afkwamen. Van die dingen leer je, ook al is het iets heel anders dan sprinten. Ik probeer een spons te zijn, alles in me op te nemen wat goed voor me is.’

Meerwaarde

In zekere zin is het voor Henk makkelijker werken met Ronéll dan vroeger met haar moeder. Nelli had de neiging om altijd eerst te vragen wat de meerwaarde was van een training. Als ze die meerwaarde niet zag, vertikte ze het om in beweging te komen. Als Henk haar zes keer tweehonderd meter wilde laten lopen, kondigde hij voor de vorm driehonderdjes aan. Pas als hij dan voorstelde om de afstand wat in te korten, ging Nelli overstag en had hij zijn doel bereikt.

Ronéll als sprinster, anders dan haar moeder

Ronéll zit iets anders in elkaar, gaat makkelijker mee in de plannen van de trainer. ‘Ik vraag me meer af wat Henk probeert te bereiken met een bepaalde oefening, welke spieren ik dan gebruik en wat hij ermee wil,’ zegt ze. ‘Als ik dat weet, heb ik er een
plaaatje bij en ben ik extra gemotiveerd.’ Nelli knikt bij de woorden van haar dochter. ‘Voor een sprintster is Ronéll echt een denker. Terwijl ik veel meer een doener was, het denken deed Henk wel voor me.’

Wat ze als sprintsters gemeen hebben, is de spanning die ze voelen in aanloop naar een wedstrijd. Nelli kreeg er in haar tijd soms letterlijk koorts van en tegenwoordig heeft haar dochter hetzelfde probleem. ‘Je lichaam is zich onbewust aan het klaarstomen voor de wedstrijd,’ zegt Ronéll. ‘Het zorgt voor een naar gevoel in m’n buik, dat de hele tijd blijft knagen. Net als mama vroeger slaap ik soms even tussen de series door, maar ook dan gaat dat gevoel niet weg, het is altijd aan de oppervlakte.’ Nelli weet precies wat Ronéll bedoelt, want zelf maakte ze die spanning voor elke wedstrijd in minstens zo hevige mate mee. ‘Daarom is het ook niet goed voor mij dat Ronéll aan het lopen is, want elke keer dat zij aan de start staat, heb ik dat gevoel weer. Bij de afgelopen NK atletiek zat ik echt te trillen en te zuchten. Ik werd helemaal emotioneel, eigenlijk spoor ik dan niet. Dat komt doordat ze mijn kind is, je wil haar beschermen. Het liefst zou ik in haar plaats willen lopen, zodat zij die druk niet hoeft te voelen.’

In de praktijk hield Nelli het tijdens de NK vlak voor de start bij een handgebaar richting haar dochter, als teken van vertrouwen. ‘Natuurlijk is het zo dat ik nu eigenlijk in mama’s schoenen sta,’ zegt Ronéll. ‘Zij weet precies hoe ik me voel en kan dat telkens van m’n gezicht aflezen. Dat ene gebaar gaf me heel veel motivatie en kracht. Soms hoef ik mijn moeder alleen maar aan te kijken om te kalmeren en te denken: we gaan ervoor.’

De Olympische Spelen van 2024

Op de NK resulteerde het voor Ronéll op de honderd meter in een tijd van 12,25 seconden. Ze kwam daarmee vijfhonderdste tekort voor een plek in de finale. Twee jaar nadat ze is begonnen met atletiek schurkt ze daarmee al tegen de Nederlandse top aan. Volgens haar trainer heeft ze desondanks nog niet de helft van haar mogelijkheden benut, Ronéll heeft bijvoorbeeld nauwelijks nog aan krachttraining gedaan. Ze ligt op schema in het stappenplan dat Henk voor ogen heeft. Dat plan moet volgens hem uiteindelijk leiden tot een medaille op de Olympische Spelen van 2024 in Parijs. Het zijn grote woorden, beseft hij. ‘Er kan onderweg natuurlijk van alles gebeuren, maar als ik er niet in geloofde, was ik er niet aan begonnen,’ zegt Henk. ‘Dan was het zonde van mijn tijd.’ Ronéll zelf begint te stralen bij de gedachte aan Parijs, al weet ze dat ze nog grote stappen te maken heeft. Ze zegt: ‘Ik kijk meer van dag tot dag. Ik denk wel: Henk heeft het volste vertrouwen in me, want hij zou nooit die stopwatch oppakken als hij niet het geloof had dat hij iets geweldigs met me kon doen. Henk weet ook dat ik iemand ben die veel nadenkt. Hij confronteert me daarom niet de hele tijd met Parijs, al weet ik welke richting we opgaan. We doen het stap voor stap. Mijn volgende doel is een pr onder de 12 seconden. Op die manier blijven de stappen ook behapbaar.’ Aan haar eigen motivatie zal het zeker niet liggen. Lachend: ‘Mama was degene die Henk altijd uitschold als ze op de training tien keer 150 meter moest lopen, maar ik vind trainen juist leuk.’

Nelli breekt direct in: ‘Trainen is helemaal niet leuk.’ Ronéll schudt haar hoofd en draait zich naar haar moeder. ‘Maar mama,’ zegt ze dan streng, ‘je moet gewoon lief zijn voor Henk. Dan is Henk ook lief voor jou.’


Dit artikel komt uit Runner's World December. Wil je meer van dit soort verhalen lezen? Neem dan een abonnement op Runner's World.