Ernest van der Kwast over de man met de hamer en een marathon onder de 3 uur

De schrijver vindt een beetje pijn tijdens het lopen wel lekker.

© Dirk-Jan van Dijk

ERNEST VAN DER KWAST.jpg

Ervaren of beginner

‘Sinds mijn kinderen zijn gaan sporten, loop ik weer. Ik ben baanatleet geweest. Toen ik vijf jaar oud was, ben ik door mijn ouders op atletiek gezet omdat ik te druk was. ‘Laat hem maar lekker rondjes lopen.’ Door mijn verleden op de baan kwam ik bij duurlopen nooit verder dan 5 of 8 kilometer, maakte ik weinig progressie, maar sinds een paar jaar zit ik bij een hardloopgroep in Rotterdam, bij atletiekvereniging PAC. Ik train drie keer per week, op dinsdag- en donderdagavond en op zondagochtend. Die overstap is waanzinnig geweest. Ik loop nu zonder moeite een halve marathon met 12 kilometer per uur.’

Afstand of tempo

‘De trainingen zijn best pittig. Op de zondagochtend doen we wedstrijdjes, of een langere duurloop. Doordeweeks doen we intervaltrainingen. Ik geef dan echt veel. Een beetje pijn vind ik wel lekker. Nee, ik ben nog niet kotsend over de streep gekomen, maar het is wel voorgekomen dat ik even moest gaan liggen.’

Training of vrij

‘Als je van de baan komt, ligt je tempo van nature hoger. Toen ik bij PAC begon ging ik vaak te hard van start. Dan kwam ik de man met de hamer tegen, terwijl ik nog een paar kilometer moest. Je kunt beter in een goed tempo beginnen en later kijken of je nog kunt versnellen. Dat doseren heb ik echt moeten leren, ik kan het pas sinds een paar jaar. Gelukkig heb ik een geweldige trainer, Rob van Kempen. Ik heb nog een keer een ode aan hem geschreven. Rob is 75 jaar oud, geeft al veertig jaar training, en heeft heel wat marathons gelopen. Toen ik aansloot liep hij nog goed mee, nu rijdt hij met ons mee op een vouwfiets.’

Gevoed of nuchter

‘Meestal eet ik wat van tevoren. Een beetje yoghurt, met zelfgemaakte granola. Of anders een boterham met pindakaas. Niet te zwaar, want dan krijg ik steken. Als ik op dinsdag- en donderdagavond kook word ik verleid door die dampende pan die voor me staat, dan wil ik eigenlijk meteen eten. Maar even daarna ga ik lopen, dus doe ik het niet. Meestal neem ik rond 16.00 uur nog wat, zodat ik wel een bodem heb. Als je trek krijgt tijdens het lopen, merk je dat meteen aan je tempo.’

Soepel of zwoegen

‘Soms is het alsof mijn lichaam tegen me zegt: had je dit niet tien jaar geleden kunnen bedenken. Ik heb twee meniscusoperaties achter de rug. Na de tweede heb ik het even rustig aan gedaan. Ik was een dakgoot ingegaan en leunde te zwaar op een knie, dat leverde een scheurtje op. Als ik nu loop, voel ik het niet meer. In ons groepje zitten lopers van verschillende leeftijden, van twintigers tot aan de prostaatboys, zoals we ze gekscherend noemen. Vergis je niet hè, die zestigers lopen gewoon nog 12 kilometer per uur, die zijn niet kapot te krijgen. Mooi om te zien. Ik hoop ook zo lang door te kunnen gaan, want het is een ontzettend mooie hobby.’

Ochtend of avond

‘Meestal ‘s avonds, met de hardloopgroep, en op zondag dus in de ochtend. Soms is het moeilijk om tijd te vinden, maar als ik een keer niet kan, zorg ik er altijd voor dat ik het compenseer.’

Recreatief of ambitieus

‘Het is een grote ambitie van me om de marathon onder de drie uur te lopen. Rob zegt altijd dat hij zijn snelste marathon na zijn veertigste liep. Ik ben 40, dus er is nog hoop. Het was de bedoeling om vorig jaar de marathon van Rotterdam te lopen, maar die ging niet door. Technisch gezien heb ik er nog wel een gelopen. Als je mijn laatste roman Ilyas in een lokale boekhandel in Rotterdam bestelde, kwam ik die hardlopend bezorgen. Een vriend van de hardloopgroep fietste mee met de boeken. Op die manier heb ik alsnog 45 kilometer gelopen, waarvan de laatste 5 met mijn kinderen.’

Routevast of variatie

‘Rotterdam is een geweldige hardloopstad. Ik woon in Kralingen, vanaf daar kun je mooie routes lopen. Over de bruggen, bijvoorbeeld - heen over de Van Brienenoordbrug, terug over de Erasmusbrug. Toen mijn Italiaanse vriendin en ik een paar jaar nabij het Gardameer woonden, ging ik daar weleens lopen, maar op een gegeven moment werd ik al die hoogtemeters moe. Als ik naar het buitenland ga, voor een lezing of wat dan ook, neem ik altijd mijn hardloopschoenen mee. Ik ben eens verdwaald in Zagreb. Een politieman daar vertelde me dat ik toch wel erg uit de buurt van mijn hotel was. Het plan was een rondje van 10 kilometer, maar dat werden er uiteindelijk 24.’

Onderhoud of verslaving

‘Mijn twee zoons zijn nu spelenderwijs aan het sporten. De oudste vindt polstokhoogspringen heel leuk. Heb ik ook nog gedaan. Als kind voetbalde ik op pleintjes. Later in mijn leven ben ik gaan fietsen en bij het revalideren van mijn knie zwom ik vaak. Ik ski, ga weleens kitesurfen. Sporten doe ik om gezond en fit te blijven. Een leven zonder kan ik me niet voorstellen. Het is ook hard nodig. Ik heb jonge kinderen, ben altijd maar bezig en het is niet zo dat ik subsidie krijg om te schrijven. Ik moet mezelf sponsoren. Je hoeft geen medelijden te hebben, maar dan is het wel fijn om zoiets als hardlopen te hebben.’

Alleen of samen

‘Samen lopen vind ik lekkerder. Je kunt fijn met elkaar ouwehoeren. Daarbij zitten er goede duurlopers in ons groepje die het kopwerk kunnen overnemen. Een groep kan motiverend werken. Laatst had ik het ontzettend druk, had ik een paar dagen niet goed geslapen. Ik voelde het echt. Toen ik wilde stoppen bij 20 kilometer, wilde de rest dat ik de halve marathon zou volbrengen. Daar hebben ze me toen echt even doorheen gesleept.’

Weer of geen weer

‘Alleen als het bliksemt en bij een temperatuur van boven de 35 graden gaat de training niet door. Anders lopen we, altijd. Ook in een verschrikkelijke hoosbui. Vind ik niet geweldig, hoor, maar na een minuut of tien ben je er ook wel weer aan gewend.’

Ontspanning of inspiratie

‘Als ik loop, denk ik soms een beetje, soms helemaal niet. Hoe dan ook: vaak kom ik herboren terug. Ik heb een zittend beroep, het merendeel van de dag breng ik door achter een laptop. Lopen is ook een uitlaatklep. Het is fijn om even naar buiten te gaan, het hoofd leeg te maken. Bij een intensieve training kan ik nergens meer aan denken. Andere keren helpt hardlopen me bijvoorbeeld bij het schrijven van een column. Dan weet ik wel waarover ik wil schrijven, maar niet hoe. Dat ontdek ik dan onderweg. Door de opwarming van het lichaam lijkt ook de geest wat beter te gaan werken.’

Ernest van der Kwast is schrijver, columnist, presentator en programmamaker. In 2010 kent hij zijn doorbraak bij het grote publiek met de roman Mama Tandoori, gebaseerd op het verhaal van zijn Indiase moeder. Na De ijsmakers (2015) verscheen vorig jaar zijn derde grote roman Ilyas. In Rotterdam woont hij samen met zijn Italiaanse vriendin Kathrin, met wie hij twee zoontjes heeft.

Dit artikel komt uit Runner's World 2/2021. Wil je meer van dit soort interviews lezen? Neem dan een abonnement op Runner's World.